Genootschap Oud de Zilck

Malen in de Zilker Polder

De Zilkerpolder dateert uit de zeventiende eeuw. Toen werd het gebied tussen de ‘Delf, de Beeklaan, de Trekvaart en de Zilker binnenduinen’ bepolderd. De stichting van de polder wordt officieel vastgesteld op 10 februari 1674.

 

De geschiedenis van de bemaling van dit stukje De Zilk is ouder. In 1563 kreeg Gerryt Damaszoon toestemming voor de bouw van een windwatermolen op een stuk land in ‘de Corte Zilk’. De molen waterde uit op ‘de Beek die loopt in de richting van het Hillegommer bos’. Het bleef ondanks de molen een nat stuk land dat na stortregens te kampen had met wateroverlast. In 1569 dacht men dit op te lossen door de beek te verbreden en te verdiepen. Desondanks bleef het water een probleem. De eerste keer dat geprobeerd werd de bemaling gezamenlijk te regelen gebeurde in 1662. C.C. van Boerom wilde met negen andere belanghebbenden dat Rijnland een polder inrichtte, begrenst door de Beeklaan in het noorden, de Delfweg in het zuiden de Trekvaart in het oosten en de Zilkerbinnenduinen in het westen. Zeventien personen maakten echter bezwaar. Zij hadden hoger gelegen land en daardoor minder last van het water. Zij stelden in hun bezwaar dat overtollige water via de trekvaart vanzelf afgevoerd zou worden. Rijnland nam geen beslissing. Een van de tien aanvragers wilde daarop niet wachten. Deze Cornelis van Sypesteijn kocht in nog geen anderhalf jaar zoveel land dat hij op 1 oktober 1663 in zijn eentje en verzoek deed tot bepoldering. Hij kreeg toestemming en mocht uitwateren op de Trekvaart. In 1673 waren meer bewoners overtuigd geraakt van de bepoldering. Zij hadden op hun landen en kroften last van overstromingen en stonden vaak onder water. Daardoor verloren de eigenaars de opbrengst van het land. Zij wilden deze landen bedijken en ‘te brengen tot een polder, ten dien eynde op te rechten tot gemeene kosten een watermoolen’. Er kwamen dit keer geen bezwaren. Vanaf die tijd betaalden de ingelanden gezamenlijk maalgeld om de polder droog te malen.

 

Schulpsloot

Over de molen in de negentiende eeuw is meer bekend. Deze staat getekend op een kaart uit 1860 aan de Schulpsloot ’ten noorden van Halfweegen’. De molen loosde rond 1900 zijn polderwater op de Schulpvaart. Het scheprad van de molen in De Zilk had een doorsnede van 3.89 meter. Deze molen heeft de polder tot 1928 op windkracht drooggehouden. Tot in de jaren twintig van de vorige eeuw gebeurde dat door een molen met een ‘vlucht’ (diameter van de wieken) van de 18.80 meter. In 1922 was de staat van de molen echter slecht. Helemaal restaureren vond het polderbestuur toen te kostbaar. Men besluit dan tot het verbouwen van de molen tot viizelmolen en het scheprad verdween.

 

Brand

De dieselmotor in de romp van de molen vloog op 24 september 1945 om halfdrie ‘s middags in brand door een blikseminslag. De secretaris deelt de Onderlinge Brand-Waarborg Maatschappij mee: ‘Wel is de brandweer van Hillegom spoedig ter plaatse geweest, doch er viel niets meer aan te redden.’ Tijdelijk is toen door de molen van de Hoogeveense polder de bemaling van de Zilkerpolder overgenomen. In 1946 plaatste men iets verder langs de Leidsevaart een elektrisch gemaal dat in 1947 al in vlammen opging en datzelfde jaar opnieuw is opgebouwd. Op dit moment wordt de Zilkerpolder nog steeds door een elektrisch gemaal drooggehouden. De laatste resten van de molen van De Zilk zijn onder de bollengrond verdwenen bij het omspuiten van het land.